GS Boekverslag. Erdal Balci - De Gevangenisjaren
Er is Verlichting aan het einde van de tunnel
Na het lezen van De Gevangenisjaren, de recente roman van Erdal Balci, begon het tikken van deze recensie met het zoeken naar andere meningen. Die blijken dun gezaaid. In de literatuurbijlagen van diverse media zijn wel enkele interviews met de schrijver te vinden, maar boekverslagen zijn schaars. Wil je dat vriendelijk verklaren, dan kun je stellen dat het boek van Balci in de luwte bleef van het boek van Lale Gül, dat ongeveer gelijktijdig verscheen en de bestsellerlijst aanvoerde. Maar als we het interview in De Volkskrant lezen, waar Balci zelf columnist is, doemt een wat cynischer beeld op: de Turks-Nederlandse romancier verkettert in zijn autobiografische roman zowel de starre islamitische cultuur als de postmoderne westerse plooibaarheid om die islam haar patriarchale positie te blijven gunnen. "Europa superieur? En Auschwitz dan?", wilde de interviewster van hem weten. De gevangenisjaren zijn nog niet voorbij.
De autobiografische vertelling begint in het Anatolische Ardahan, de geboorteplaats van Erdal Balci. Zijn vader werkt in Nederland, zijn moeder is diep ongelukkig in haar gearrangeerde huwelijk en projecteert dat in liefdeloze kilte op haar eigen kinderen. Van de rafelige agrarische armoede, zijn familie en het dorpsleven tot de zomerse bloemenweiden in de bergen en het snijdende winterweer met dodelijke sneeuwstormen, wordt Erdals afkomst mede door trauma en ervaring in zijn wezen gebrand. Als hij op 11-jarige leeftijd naar Utrecht verhuist, is het onbekende Nederland slechts een decor van straatnamen, pleinen, winkels en treinen - en daar begint de zoektocht naar zowel de Nederlandse ziel, als zijn eigen identiteit.
In dat afstandelijke Hollandse decor zijn de details van de Turkse gemeenschap juist dermate indringend beschreven dat je ze bijna kunt ruiken. Van de zoete baksels in slecht geventileerde, overbevolkte portiekwoningen van Lombok tot het zweet in de armoedige vodden van adolescente Turkse jongens. Balci groeit op tot "een soldaat van het feodalisme" en wordt een cipier van de culturele beklemming, die helpt bewaken dat zijn zussen geen spijkerbroeken dragen en voorkomt dat ze onbegeleid op schoolreisje gaan. Schuldgevoel in de maak.
Tegelijkertijd is de drang naar zijn eigen individuele vrijheid evident en zijn de mores van de koran niet aan hem besteed. Dat friet wellicht in hetzelfde vet gebakken is als varkensvlees, weerhoudt hem niet om het te bestellen. Vrome moslims in de Utrechtse Ulu Moskee op de Kanaalstraat - destijds nog een aftands badhuis, tegenwoordig de grootste Diyanet-moskee van Nederland - worden door hem beschreven als “moskeegangers die bereid waren om een miljoen keer met het voorhoofd naar de vloer te gaan om hun schepper een miljoen keer te vergeven voor wat Hij hun aandeed."